Eva Vriend

Ik ben op zoek naar iets waarvan ik me afvraag of ik het heb
Logo

In de publiciteit over mijn boeken word ik vaak geïntroduceerd als boerendochter, niet als schrijver. Dat begrijp ik wel. Het klinkt lekker. En het klopt ook. Mijn vader had een veehouderijbedrijf. Zijn koeien heetten Wijntje. Wijntje 1, 2, 3, 4,…. Als kind hielp ik als vanzelfsprekend met het voeren van de kalfjes, het aanvegen van het kuil in de voergang, en het strontschuiven in de ligboxen.

Als ik terugkijk op mijn carrière als journalist, zie ik inderdaad dat ik begon als een boerendochter. Praktisch, aanpakken. Hands on, zo je wil.  

Na mijn studie geschiedenis en journalistiek aan de Rijksuniversiteit Groningen wilde ik het vak eerst in de praktijk leren door het gewoon te doen. Geen gezeur. Ik betrok een kamer in een woongroep in een voormalig ziekenhuis in Leeuwarden en ging aan de slag bij de Leeuwarder Courant. Mensen bellen, interviewen, en schrijven, veel schrijven. Tegen de deadline aan. Het was de leerschool die ik me wenste. Ik schreef over mkz-boeren uit Metslawier, asielzoekers in Kollum en een stijldanspaar uit Leeuwarden.

De vrouw van het stijldansechtpaar noemde ik in de krant per ongeluk Anita, terwijl haar naam Linda was. Dat leidde tot een rectificatie: ‘Stijldanskampioen Anita heette niet Anita, maar Linda.’ Ook liet ik de nieuwe rondweg bij Damwoude niet oostelijk maar westelijk langs het dorp lopen, waardoor de verkeerde buurt bij het lezen van de krant in paniek raakte. Zoals gezegd, het was de ideale leerschool. En tussendoor maakte ik me de mooie, Friese taal eigen. ‘Wat bisto leaflik rizzende simmermoarn.’

Na een tijdje keerde ik terug naar de regio waar ik was opgegroeid. In het nieuwe voorwoord van Het nieuwe land (editie 2022) leg ik uit waarom. Een paar jaar werkte ik bij de regionale omroep van Flevoland omdat ik graag tv en radio wilde kunnen maken. Met een cameraman racete ik door de provincie. Ik mocht op de radio live verslag doen van allerlei evenementen. Toen de koninklijke familie Zeewolde aandeed, viel ik helaas stil toen ik de kleding van de prinsessen moest beschrijven. Ook ontdekte ik dat ik meer van de lange baan ben dan van het korte werk. En ik voorvoelde dat Flevoland een verhaal heeft dat nog niet was opgeschreven. Toen begon ik aan mijn eerste boek, Het nieuwe land.

Vandaag de dag maak ik af en toe artikelen voor bijvoorbeeld De Groene Amsterdammer of Hard Gras. Ik geef freelance les op de School voor Journalistiek in Zwolle en in de gevangenis van Lelystad. Ik geef lezingen en praat mee op podcasts. Maar het schrijven van boeken is mijn grote liefde. Een boek biedt me de ruimte voor de nuance die een waarachtig verhaal vereist. Ik kan de levens van mijn hoofdpersonen recht doen, de gelaagdheid van een geschiedenis betekenis geven.

Ik zit veel alleen op mijn werkkamer. Te lezen voor mijn historisch onderzoek, online archieven te bestuderen, te schrijven. Van tijd tot tijd trek ik erop uit om mensen urenlang te interviewen. Om hun verhaal te doorgronden, spreek ik ze meestal meerdere keren. Ik bouw een band met hen op. Met ieder boek krijg ik er een familie bij, zo voelt het soms.

De praktische boerendochter die ik was toen ik als journalist begon, is meer en meer op de achtergrond geraakt. Mijn vader had een stal vol koeien. Ik koester het plankje met de boeken die ik schreef.